Noorse Boskatten
De bovenstaande quote wordt geregeld gebruikt in discussies over het al dan niet infokken van nieuw bloed in de Noorse Boskat. In dit artikel neem ik u mee in mijn zoektocht naar de onderbouwing van dit standpunt en laat ik u zien hoe ik tot een bepaalde conclusie ben gekomen.
Het begon allemaal met het idee om te gaan fokken. Op dat moment was ik nog geheel blanco, behalve dan dat ik wel iets wist van genen, het kruisen met bepaalde eigenschappen en het doorgeven daarvan. Ook tien jaar geleden was het al bekend dat er veel inteelt was bij de Noor. Dat hoeft niet slecht te zijn, soms wordt het ook gedaan om bepaalde goede genen juist te behouden en te vermeerderen. Maar er kleeft ook altijd een risico aan, want bepaalde ziekten worden soms ongewild meegegeven en het ras kan met onvoldoende verschillende genen minder sterk worden. Dierentuinen weten daar alles van en ruilen daarom soms ook bepaalde dieren met elkaar.
Tien jaar geleden ging ik dus op zoek naar een dekkater. Hij moest rood zijn, met een laag percentage inteelt en Polaris, maar ook uit een lijn komen die vooral veel eigenschappen van het oude ras in zich had. Zo kwamen we uit bij Ruud Bovendeerd en Alfrodulls Johnny Walker. De eigenaren van zijn nageslacht onder u weten hoe Johnny voldoet aan alle eigenschappen van het oude ras. Hij is stevig, heeft een mooie kop en een geweldig karakter. Gelukkig heeft hij alle testen (PKD, HCM, GSD-IV etc.) glansvol doorstaan en hij nog steeds in volle glorie in de cattery aanwezig. Hij houdt echter niet van showen, dus na zijn Int. Ch. mag hij thuisblijven.
Een mens is echter niet gauw tevreden en ik zeker niet. Bij shows baalde ik ervan dat ik met Johnny nooit op het podium stond. Het zit er bij hem echt niet in, maar dan een andere poes misschien? Zo kwam ik op het spoor van Shining Fay de Viervoeter. Haar fokker kende ik van shows en ze had erg mooie katten en katers. Ze was zelfs naar Polen gegaan om daar ene Hannibal Vendellek te halen. Die zou worden gekruist met Shining Puck de Viervoeter die al menigmaal prijzen had binnengesleept. En inderdaad haar kittens waren geweldig. Prachtige diertjes met mooie vooruitzichten (neuslijn, driehoek, oren) en van het moderne type, waar veel keurmeesters voor vallen. Dus Fay kwam bij mij. De eerste show was ze nog wat jong en moest uitgroeien, maar de tweede show was het raak. Gelijk genomineerd voor een BIV. Hè, hè eindelijk stond ik er dan! Genomineerd ook nog voor BIS uiteindelijk.
Maar fokken met Fay, wat zou dat gaan opleveren? En toen ging er een wereld voor me open want dan duik je in de lijnen en daar kwam ik het nodige tegen. Op haar stamboom zie je nog de betoudovergrootouders staan, maar dat zei me nog niets. Zoals altijd als ik vragen heb ga ik in overleg met Melanie Natrop van Frajerriks Smykkeskrin. Melanie fokt meer dan 25 jaar en heeft elke lijn wel in haar hoofd zitten. Samen doken we in PawPeds, om verder te zoeken. En PawPeds is een wereld op zichzelf, die je moet leren gebruiken. Het gebeurt nogal eens dat mensen vergeten bij het zoeken van het inteelt percentage van een poes of kater de totale inteelt knop in te toetsen. (Heb ik ook wel eens gehad hoor). Dan lijkt het nog mee te vallen, maar de totale inteelt is vaak hoger dan je dacht. Bij Fay viel het nog mee: 4,26 % maar de Polaris was 14,4. Oei, dat was al erg hoog, er zijn niet veel Noren meer onder de 10 %. Van belang is ook nog te weten bij het doorlezen dat PawPeds volle broer en zus verparing ziet van 25% inteelt in plaats van 100%.
Iedere fokker weet dat Pan’s Polaris natuurlijk heel veel gebruikt is bij dekkingen omdat het ras toen nog in de kinderschoenen stond. Ook zijn zonen zijn door andere cattery’s weer ingezet. Europa’s Konne Sussi of Björsterne kom je veel tegen. Cattery av Baune was ook heel bekend en is haar cattery naam kwijtgeraakt omdat ze werkten met Pan’s Torunn maar ook met Perzen. Ze gebruikten Perzen om bij de Noren in te kruisen. Torunn had een aantal eigenschappen waar men uiteindelijk niet zo blij mee was. Een andere bekende naam is Colosseum Fergus, een prima kater maar wel heel vaak gebruikt.
Omdat we Gustav Vasa als bekende cattery veel zagen, besloten we eens te kijken hoe vaak de nazaten van de cattery voorkwam in de vader van Fay. Een belangrijke lijn in haar stamboom
van twee kanten en dus gingen we een ochtend zitten tellen. Gwynne Vaughani Gustav Vasa is geboren in 1995 en HCM drager.
Op een rijtje:
- Gwynne kwam 11 maal voor in Ninja’s Melchior – een van de voorouders
- Ze kwam 8 maal voor in Seerath’s Mononoke Hime – een andere voorouder
- Ze kwam 9 maal terug in Ramses II Karadok, die weer voortkwam uit Lennox Beetlejuice
- Lennox Beetlejuice had haar nog 5 maal in de genen
- Dan zat ze nog 10 maal in Nine Worlds Taylor
Opgeteld kwam ze dus 33
maal voor in de voorouders van * P Hannibal Vendellek. Als je dat zou omrekenen naar een % Polaris heb je een nog hoger getal dan de 14 % die wij al veel vinden.
Dit kostte ons twee uur tellen en omdat we er moedeloos van werden zijn we toen maar gestopt
en hebben haar moeder niet geanalyseerd.
De conclusie is zich gaandeweg al gaan aftekenen: neem een willekeurige cattery uit de jaren tachtig of negentig en analyseer eens hoe vaak die voorkomt in je stambomen. Dat is meer dan je lief is. Als je dan ook nog zeker weet dat poes of kater een drager van het één of ander is, dan ligt het voor de hand consequent te testen op overdraagbare aandoeningen. Niet dat een test volledig alles kan uitsluiten, trouwens. Het is een momentopname.
Denk aan de kopers van een prachtig kittentje, die later tot de conclusie moeten komen dat je als fokker had kunnen weten dat er aandoeningen in de lijnen zitten wanneer je het huiswerk goed had gemaakt. Vanuit die verantwoordelijkheid vraag ik u dus om zelf uw antwoord te formuleren of de genenpool van de Noorse Boskat groot genoeg is.